Nieuw dubbelbelastingverdrag België – Nederland: bijzonderheden voor immigrerende Nederlanders

Situering

Het nieuwe dubbelbelastingverdrag België – Nederland staat in de stijgers. Hoewel nog niet officieel in werking getreden, zijn de officiële teksten gekend en zijn de onderhandelingen in principe afgesloten: de inhoud van de verdragen is dus definitief.

Zolang het nieuwe verdrag nog niet in werking is getreden, zal het oude verdrag blijven gelden. Evenwel ligt het binnen de verwachting dat het nieuwe verdrag in werking zal treden met ingang van 1 januari 2025.

Bijgevolg is het logisch dat reeds met de blik vooruit bepaalde van de nieuwigheden van het nieuwe verdrag worden geanalyseerd.

Logischerwijze zullen bepaalde zaken zonder precedent zijn, gelet op het nieuw karakter van sommige van de bepalingen.

Hierna bespreken wij enkele van deze nieuwigheden waarover mogelijk interpretatieproblemen zich kunnen opdringen.

Voor Nederlanders die besluiten naar België te immigreren zijn er toch een aantal bijzonderheden die opvallen.

Vermogenswinsten onder het verdrag


Meerwaarden op aandelen of andere soortgelijke vermogenswinsten zijn normaal belastbaar in de woonstaat van de belastingplichtige.

Indien een natuurlijke persoon-aandeelhouder ervoor zou opteren om te emmigreren van het ene naar het andere verdragsland, bevat het nieuwe verdrag een regeling (net zoals het oude, overigens) waarbij het vertrekland heffingsbevoegd zal blijven.

Het emigratieland blijft dus heffingsbevoegd voor de historisch opgebouwde meerwaarde.

Gelet op de afwezigheid van dergelijke regeling in België voor natuurlijke personen, gaat het defacto om een regeling die Nederlandse rijksinwoners treffen wanneer deze zouden besluiten te emmigreren naar België.

Hierbij kan verwezen worden naar de Nederlandse exitheffing in geval van emmigratie van een aanmerkelijk belang-houder (belang van minimaal 5%).


Het nieuwe verdrag huldigt enkele wijzigingen, die de regeling vooral verbreed en meer relevant maakt om mee rekening te houden:

  • Het emigratieland zal heffingsbevoegdheid hebben voor de waardeaangroei die betrekking heeft op de periode dat de natuurlijke persoon-aandeelhouder inwoner was van het emigratieland
  • Het land van vestiging van de vennootschap waarop de aandelen betrekking hebben, is niet langer relevant
  • Hoewel de omvang van de participatie in het oude verdrag duidelijk omschreven werd, is deze niet langer relevant; elke participatie is bijgevolg principieel vatbaar voor de huidig besproken regeling
  • Er zou geen rekening gehouden worden met het effectieve tijdstip van emigratie, waarbij de tienjaarsperiode niet langer weerhouden wordt. Een bijzonderheid is dat naar Nederlands intern recht en onder druk van de Nederlandse Hoge Raad, het belastbaar ogenblik van de exitheffing van de aanmerkelijk belang regeling zich voordoet vlak vóór het tijdstip van emigratie: m.a.w., de belastingheffing is een louter interne aangelegenheid, waarvoor het dubbelbelastingverdrag niet noodzakelijk is
  • Het immigratieland, bv. België, zal rekening moeten houden met de belaste meerwaarde en zal bijgevolg een “fiscale step up” moeten toekennen aan de immigrerende Nederlander
  • Zgn. inkoop- en liquidatieboni zullen voor toepassing van het verdrag gekwalificeerd worden als meerwaarden én niet langer als dividenden ingeval er sprake is van een (exit)heffing over de waardevermeerdering bij emigratie.

Inkomsten van dividenden en interesten

Indien een Nederlander natuurlijk persoon-aandeelhouder immigreert naar België en daarbij een Nederlandse vennootschap met zich “meeneemt” door de feitelijke leiding naar België te verplaatsen, dan kan Nederland onder bepaalde omstandigheden , de door deze vennootschap betaalde dividenden en interesten belasten o.w.v. een conserverende aanslag.

Omdat vermelde regeling, voor zowel dividenden als interesten een tienjarige periode bestrijkt, gedekt door het verdrag, lijkt het alleszins noodzakelijk dat zoiets goed gedocumenteerd zal worden.

Immers, zal door de verplaatsing van de feitelijke leiding de Belgische administratie van oordeel kunnen zijn dat deze vennootschap voortaan een Belgische binnenlandse vennootschap betreft, een conclusie die tevens onder het verdrag zelf bekomen kan worden, waardoor de dividend en interestbetalingen een louter Belgische interne aangelegenheid zouden vormen.

Hier dreigt dan een situatie van dubbele belasting te ontstaan omdat de Belgische fiscus zal vragen te bewijzen en hard te maken dat deze dividenden en interestuitkeringen verdragsbescherming genieten.

Ook de ogenschijnlijke verdragsregeling waarbij Nederland maar maximaal de helft van het Belgische tarief roerende voorheffing zou kunnen toepassen, m.n. 15% (de helft van 30% standaard tarief roerende voorheffing), brengt geen oplossing, want België zal alsnog in zijn interpretatie kunnen overgaan tot heffing van de volledige 30% zonder (verdrags-)beperking.

België zal m.a.w. de kans krijgen de heffingsbevoegdheid van Nederland over deze uitkeringen in vraag te stellen en willen overgaan tot eigen volwaardige belastingheffing.

Ook hier kan een Belgische ruling dan op ogenblik van immigratie een rol spelen. Via deze aanvraag tot fiscale beslissing zal de Belgische administratie gevraagd worden standpunt in te nemen welke belastingheffing zij, in bepaalde denkbare situaties, zal wensen toe te passen en/of zij daarbij heffingsbevoegdheid van Nederland, in de geest van het verdrag, zal respecteren.

Immigreren is immers één ding, maar dubbel belast worden is volstrekt iets anders..

Het proces

01

Wij nemen grondig de tijd om gezamenlijk met u uw rechtspositie te analyseren.

02

In samenspraak bereiden we de rulingaanvraag optimaal voor zodat al uw belangen daarin aan bod komen.

03

Het resultaat van de bekomen beslissing lichten we toe op een pragmatische manier zodat u direct aan de slag kan.