Situering

Een mogelijkheid om bestaande aandeelhouders te vergoeden of een regeling te treffen tussen bestaande of nieuwe aandeelhouders kan erin bestaan de vennootschap haar eigen aandelen te laten inkopen (verkrijging eigen aandelen).

Andere beweegredenen kunnen eveneens aan de oorzaak liggen (herstructurering, ondersteuning beurskoers, toekennen aandelen aan werknemers (bv. in het kader van een aandelenoptieplan), erfopvolging, verwerving voor betaling of inpandgeving aan schuldeisers, etc.) alsook kan de verrichting betrekking hebben op andere type effecten (eigen winstbewijzen, certificaten, …).

De Belgische fiscaliteit houdt er een bijzondere regeling op na m.b.t. de inkoop van eigen aandelen die niet steeds even duidelijk of coherent is. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met het vennootschapsrecht.

Centraal staat de fiscale gedachtegang dat in geval van verarming van de vennootschap er geen verlies mag plaatsvinden aan belastbare materie.

Om die reden kan er sprake zijn van correcties op niveau van de inkopende vennootschap en van een zgn. inkoopbonus of verkrijgingsbonus. Deze inkoopbonus kan fiscaal gelijkgesteld worden met een dividend in hoofde van de verkrijger onder toepassing van 30% roerende voorheffing, doch dit is niet steeds noodzakelijk het geval.

Ook in de beleggingswereld maken beleggingsvennootschappen (o.a. private privak) veelvuldig gebruik van de techniek van de inkoop eigen aandelen omdat dit fiscaal voordelig is in tegenstelling tot een gewone dividenduitkering.

Hierna kan u een beknopt overzicht terugvinden van deze regelgeving.

Taxruling.be helpt u graag verder bij de analyse of een inkoop eigen aandelen nuttig is en welke fiscale aspecten zich opdringen en uiteraard helpen wij u graag verder bij het bekomen van een voorafgaande beslissing in fiscale zaken.

De fiscale inkoopbonus (verkrijgingsbonus)

Overeenkomstig artikel 186 W.I.B. 1992 is er sprake van een zgn. inkoopbonus (verkrijgingsbonus) wanneer een vennootschap op enige wijze aandelen verkrijgt en er sprake is van een positief verschil tussen enerzijds de verkrijgingsprijs of waarde van die aandelen en anderzijds het gestort kapitaal dat de verkregen aandelen vertegenwoordigen.

Hoewel er dus burgerrechtelijk een loutere verkoop van aandelen zou voorliggen, zal de “meerwaarde” ingevolge deze handeling fiscaal gekwalificeerd kunnen worden als een voor fiscale doeleinden fictief gekwalificeerd dividend.

Indien er sprake is van een negatief bedrag gaat deze fictie niet op en is er sprake van een loutere gerealiseerde minderwaarde op aandelen.

Wanneer er sprake is van dergelijke verkrijgingsbonus hangt evenwel af van de volgende voorwaarden:

  • Indien er geen naleving is van het WVV zal er onmiddellijk sprake zijn van een verkrijgingsbonus (t.w. een belastbaar dividend) op het tijdstip van de eigenlijke inkoop
  • Indien er wél naleving is van het WVV zal er voor fiscale doeleinden sprake zijn van een dividend dat slechts belast wordt op het ogenblik dat en in de mate dat er eigen vermogen definitief verdwijnt (de verarming van de vennootschap), m.n. wanneer:
    • Een waardevermindering op de eigen aandelen wordt geboekt
    • De eigen aandelen opnieuw worden vervreemd
    • De aandelen worden vernietigd of nietig zijn van rechtswege
    • De vennootschap wordt ontbonden

Sedert de hervorming van het WVV (2019) is er bijkomend fiscaal een 20% drempel ingeschreven: indien de vennootschap eigen aandelen aanhoudt die meer dan 20% van het fiscaal kapitaal vertegenwoordigen, wordt het excess boven deze drempel geacht voor fiscale doeleinden vernietigd te zijn (situatie 2.c). Deze drempel werd ingevoerd om een limiet te stellen aan de mogelijkheid om eigen aandelen in te kopen nadat het WVV deze drempel niet langer weergaf.

Fiscale neutraliteit

Wanneer één van bovenstaande situaties zich voordoet, zal er sprake zijn van een inkoopbonus. De wetgever heeft hiermee de verarming van de vennootschap willen tegengaan en voorzien in een fiscale neutraliteit.

De algemene techniek kan op een tweeledige manier worden samengevat:

  • Enerzijds door het aannemen van een inkoopbonus om de daling van de reserves te compenseren
  • Anderzijds door een fictie van kapitaalvermindering (reserve in het kapitaal) ten belope van het kapitaalgedeelte van de verkregen eigen aandelen (artikel 188 W.I.B. 1992).

De fiscale nettowaarde van de ingekochte aandelen wordt geacht nul te zijn zolang deze op de balans vertonen. Hun waarde op de balans betreft een uitgedrukte en niet-gerealiseerde meerwaarde op aandelen (artikel 44, §1, 1° en 190 W.I.B. 1992), hetgeen o.a. zijn impact heeft op eventuele reorganisaties (fusies, splitsingen, …).

Indien er alsnog een nieuwe vervreemding plaatsvindt van de eerder ingekochte aandelen, zal enkel de eventuele meerwaarde in aanmerking komen voor belastingheffing en zal het fiscaal gestort kapitaal worden hersteld naar zijn oorspronkelijke toestand.


Fiscale gevolgen inkopende vennootschap

Indien een verkrijging van eigen aandelen plaatsvindt, zijn de aandachtspunten als volgt:

  • Op ogenblik van de inkoop:
    • Moet er een onbeschikbare reserve worden aangelegd die kan aangelegd worden door vermindering van het fiscaal kapitaal, de belaste reserves of de onbelaste reserves. De fiscale gevolgen zijn verschillend naargelang welke vermogensbestanddeel wordt verminderd
    • De samenstelling van het kapitaal wijzigt doordat het kapitaal wordt verminderd ten belope van het kapitaalgedeelte van de ingekochte aandelen, hetgeen wordt vermeld in opgave 328D
  • Op ogenblik van de fiscale vernietiging van de aandelen
    • Zal de daling van het eigen vermogen gecompenseerd worden met een inkoopbonus
    • Zal in de opgave 328D de rubriek eigen aandelen worden vervangen door eenzelfde waarde van belaste reserve in kapitaal (het statutaire kapitaal blijft ongewijzigd)
    • In die mate dat de onbeschikbare reserve werd aangelegd met een onbelaste reserve, deze reserve door de vernietiging belastbaar wordt door het niet langer naleven van de onaantastbaarheidsvoorwaarde
  • Op ogenblik van de vervreemding van de aandelen
    • Indien er een meerwaarde op de eigen aandelen wordt gerealiseerd, kan deze meerwaarde fiscaal worden vrijgesteld indien aan de DBI voorwaarden is voldaan (10% deelneming of 2,5 miljoen EUR aanschaffingswaarde en 1 jaar houdperiode – artikel 192 W.I.B. 1992)
    • Indien er een minderwaarde op de eigen aandelen wordt gerealiseerd, wordt deze fiscaal geneutraliseerd door een fictief uitgekeerd dividend (niet door een verworpen uitgave)

Voor een correcte opvolging van de fiscale verplichtingen moet men dus goed deze situaties onderscheiden.

Daarbij is het vooral van belang een goed begrip te hebben van hoe deze situaties zich voordoen in de voorgenomen/voorhanden situatie van de belastingplichtige.

Andere uitkomst ingeval van asymmetrische behandeling

Indien enerzijds de inkoop en anderzijds één van de fiscale situaties die aanleiding geven tot de inkoopbonus niet plaatsvinden in hetzelfde jaar, kan de uitkomst er geheel anders uitzien dan hierboven geschetst.

Op basis van de wettelijke regeling (de eigenlijke wettekst) kan er slechts sprake zijn van een dividenduitkering op hetzelfde ogenblik dat de vennootschap zich verarmt. Indien dit zich niet in hetzelfde jaar voordoet, doch de vernietiging plaatsvindt in een later jaar, zal de verkregen verkoopprijs van de aandelen louter deze kwalficatie dragen en niet fictief geherkwalificeerd worden.

Deze zienswijze werd bevestigd in een arrest van het hof van beroep te Luik (27 april 2016) en nadien overgenomen door de fiscale administratie in haar circulaire van 13 maart 2017 (circulaire nr. 2017/C/12).

De gevolgen zijn dan doorgaans interessanter voor de natuurlijke persoon aandeelhouder die een loutere meerwaarde op aandelen geniet die, meer dan waarschijnlijk, in aanmerking kan komen voor de meerwaardevrijstelling op aandelen (artikel 90 W.I.B. 1992).

Ook voor de aandeelhouder vennootschap zal er sprake zijn van een meerwaarde en niet van een ontvangen dividend, doch de DBI-regeling is op dit vlak (quasi) gelijk zodat dit in principe aanleiding zal geven tot dezelfde vrijgestelde uitkomst.

Uiteraard moet men zich ervan gewissen dat men op dezelfde interpretatie blijft van zowel feiten als wettekst en kan een ruling nuttig zijn om deze uitkomst te verzekeren en fiscale zekerheid te genieten.

Daarnaast zijn er ook positieve evoluties die vnl. van belang zijn voor investeringsvehikels doordat bv. de rulingdienst – op basis van haar eigen beleid – de wisselkoersresultaten mee beschouwt als onderdeel van de inkoopbonus of meerwaarde en bijgevolg ook mee in aanmerking kan komen voor de DBI-vrijstelling.


Roerende voorheffing

Voor de inkopende vennootschap moet ook de toepassing van de roerende voorheffing zorgvuldig worden gecontroleerd.

Indien de fictie van inkoopbonus doorgaat (symmetrie) zal er doorgaans sprake zijn van de toepassing van roerende voorheffing verschuldigd door de inkopende vennootschap als schuldenaar van het roerend inkomen.

De uitzondering betreft hier opnieuw indien het gaat om een beleggingsvennootschap die onderworpen is aan een fiscaal afwijkend regime (artikel 21, 2° W.I.B. 1992).

Ook hier speelt de al dan niet symmetrische behandeling van de verrichting. Indien de inkoop en fiscale situaties die aanleiding geven tot een inkoopbonus niet gelijktijdig plaatsvinden, d.w.z. niet in hetzelfde belastbare tijdperk, is er geen sprake van een roerend inkomen en is de conclusie – afgeleid uit de algemene bepalingen – dat er geen toepassing is van roerende voorheffing.

Ook hier is het nuttig – zeker als het gaat om grote bedragen – dit principe te bevestigen.
Indien de inkoop en fiscale invulling van de inkoopbonus alsnog binnen hetzelfde belastbaar tijdperk samenvallen, kan het nuttig zijn om vast te stellen of er geen vrijstelling of verzaking roerende voorheffing toegepast kan worden.

Zo kan in een ruling bevestigd worden dat de voorwaarden voor niet verschuldigdheid roerende voorheffing mogen worden gecontroleerd en toegepast worden op ogenblik van de inkoop en niet op ogenblik van de latere verrichting die aanleiding geeft tot de inkoopbonus. Immers kan het verloop van tijd tussen deze twee ogenblikken tot gevolg hebben dat er niet langer voldaan is aan de voorwaarden.
Dit kan bv. zeer nuttig zijn bij uitkeringen aan een moeder- of aandeelhoudervennootschap (artikelen 106, §5 en §6 KB/W.I.B. 1992).

Ook bij de aandeelhoudervennootschap kan desgevallend verduidelijkt worden hoe de eigenlijke verrekening van ingehouden roerende voorheffing moet plaatsvinden.

heeft geïntroduceerd die mogelijk vergelijkend kan inspireren (en mogelijk ook toepasbaar is in casu).

Bepaalde reorganisaties

Bepaalde herstructureringen zullen ook ongetwijfeld in aanraking komen met de techniek van de inkoop eigen aandelen.

Zo zal er bv. in geval van een omgekeerde fusie (wanneer een dochtervennootschap haar moedervennootschap overneemt) op dat ogenblik eveneens een onbeschikbare reserve moeten worden aangelegd met gelijktijdige vernietiging van de eigen aandelen (in de mate van overschrijding).

De boekhoudkundige en fiscaaltechnische verwerking kan dan bijzonder complex worden, waardoor het nuttig kan zijn dit voor te bereiden en te laten bevestigen door de rulingdienst met oog op een rechtszekere en fiscaal neutrale herstructurering.

Fiscaal misbruik

De techniek van de inkoop eigen aandelen heeft voordelen. Het is mogelijk de dividendkwalificatie onder bepaalde situaties uit te stellen dan wel definitief te vermijden, hetgeen bv. een loutere kwalificatie van (een vrijgestelde) meerwaarde op verkoop van aandelen tot gevolg kan hebben.

Een logische grens is die bijgevolg van het eventueel voorhanden zijn van fiscaal misbruik (artikel 344 W.I.B. 1992).

Zo hebben de controlediensten van de fiscale administratie in het verleden meermaals getracht in alle gevallen de inkoop van eigen aandelen gelijk te stellen met dat van een gewone dividenduitkering (de inkoopbonus).

Nochtans zijn er ook meer dan voldoende logische of zakelijke redenen die een dergelijke inkoop verklaren.

Zo is er bijvoorbeeld in de beleggingswereld veelal het gebruik om beleggers te laten uittreden ten aanzien van het fonds door middel van een inkoop van de effecten van het fonds. Dergelijke uitstap kan eveneens omwille van dwingende wetgeving noodzakelijk zijn.

Indien deze (A)ICB ((alternatieve) instelling voor collectieve belegging) evenwel overgaat tot een jaarlijkse inkoopverrichting in plaats van een gewone dividenduitkering, is het nuttig de beweegredenen goed te onderbouwen en te motiveren.

In dat laatste geval kan, mede omwille van de rechtszekerheid van het beleggingsproduct, overwogen worden een ruling aan te vragen voor het collectief van de beleggers die de opstart en looptijd van het product fiscale zekerheid verschaft (een zgn. productruling).

Het proces

01

Wij nemen grondig de tijd om gezamenlijk met u uw rechtspositie te analyseren.

02

In samenspraak bereiden we de rulingaanvraag optimaal voor zodat al uw belangen daarin aan bod komen.

03

Het resultaat van de bekomen beslissing lichten we toe op een pragmatische manier zodat u direct aan de slag kan.