Een mogelijkheid om bestaande aandeelhouders te vergoeden of een regeling te treffen tussen bestaande of nieuwe aandeelhouders kan erin bestaan de vennootschap haar eigen aandelen te laten inkopen (verkrijging eigen aandelen).
Andere beweegredenen kunnen eveneens aan de oorzaak liggen (herstructurering, ondersteuning beurskoers, toekennen aandelen aan werknemers (bv. in het kader van een aandelenoptieplan), erfopvolging, verwerving voor betaling of inpandgeving aan schuldeisers, etc.) alsook kan de verrichting betrekking hebben op andere type effecten (eigen winstbewijzen, certificaten, …).
De Belgische fiscaliteit houdt er een bijzondere regeling op na m.b.t. de inkoop van eigen aandelen die niet steeds even duidelijk of coherent is. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met het vennootschapsrecht.
Centraal staat de fiscale gedachtegang dat in geval van verarming van de vennootschap er geen verlies mag plaatsvinden aan belastbare materie.
Om die reden kan er sprake zijn van correcties op niveau van de inkopende vennootschap en van een zgn. inkoopbonus of verkrijgingsbonus. Deze inkoopbonus kan fiscaal gelijkgesteld worden met een dividend in hoofde van de verkrijger onder toepassing van 30% roerende voorheffing, doch dit is niet steeds noodzakelijk het geval.
Ook in de beleggingswereld maken beleggingsvennootschappen (o.a. private privak) veelvuldig gebruik van de techniek van de inkoop eigen aandelen omdat dit fiscaal voordelig is in tegenstelling tot een gewone dividenduitkering.
Hierna kan u een beknopt overzicht terugvinden van deze regelgeving.
Taxruling.be helpt u graag verder bij de analyse of een inkoop eigen aandelen nuttig is en welke fiscale aspecten zich opdringen en uiteraard helpen wij u graag verder bij het bekomen van een voorafgaande beslissing in fiscale zaken.
Een inkoop van eigen aandelen is onderworpen aan enerzijds vennootschapsrechtelijke en anderzijds fiscale bepalingen. Vennootschapsrechtelijk zijn er de volgende hierna vermelde aandachtspunten:
Dat de verkregen eigen aandelen niet onmiddellijk vernietigd mogen worden in het kader van een kapitaalvermindering; in dat geval moet de regeling kapitaalvermindering worden gevolgd.
Dat de regeling niet toepasbaar is indien het een overdracht onder algemene titel betreft (fusies en splitsingen).
Indien het een NV betreft, er in principe voorafgaandelijke machtiging door de AV vereist is (hetgeen bv. niet het geval is bij toebedeling aan het personeel).
De uitkeringstesten in hoofde van de NV of BV nageleefd moeten worden (nettoactieftest én voor de BV bijkomend de liquiditeitstest)
De inkoop uitsluitend volstortte aandelen tot voorwerp mag hebben
Er een gelijke behandeling van (dezelfde categorie) aandeelhouders is
Het verplicht aanleggen van een onbeschikbare reserve voor de eigen aandelen op de balans
De stemrechten en vermogensrechtelijke aspecten (bv. recht op dividend) geschrapt worden van de ingekochte aandelen
Overeenkomstig artikel 186 W.I.B. 1992 is er sprake van een zgn. inkoopbonus (verkrijgingsbonus) wanneer een vennootschap op enige wijze aandelen verkrijgt en er sprake is van een positief verschil tussen enerzijds de verkrijgingsprijs of waarde van die aandelen en anderzijds het gestort kapitaal dat de verkregen aandelen vertegenwoordigen.
Hoewel er dus burgerrechtelijk een loutere verkoop van aandelen zou voorliggen, zal de “meerwaarde” ingevolge deze handeling fiscaal gekwalificeerd kunnen worden als een voor fiscale doeleinden fictief gekwalificeerd dividend.
Indien er sprake is van een negatief bedrag gaat deze fictie niet op en is er sprake van een loutere gerealiseerde minderwaarde op aandelen.
Wanneer er sprake is van dergelijke verkrijgingsbonus hangt evenwel af van de volgende voorwaarden:
Sedert de hervorming van het WVV (2019) is er bijkomend fiscaal een 20% drempel ingeschreven: indien de vennootschap eigen aandelen aanhoudt die meer dan 20% van het fiscaal kapitaal vertegenwoordigen, wordt het excess boven deze drempel geacht voor fiscale doeleinden vernietigd te zijn (situatie 2.c). Deze drempel werd ingevoerd om een limiet te stellen aan de mogelijkheid om eigen aandelen in te kopen nadat het WVV deze drempel niet langer weergaf.
Wanneer één van bovenstaande situaties zich voordoet, zal er sprake zijn van een inkoopbonus. De wetgever heeft hiermee de verarming van de vennootschap willen tegengaan en voorzien in een fiscale neutraliteit.
De algemene techniek kan op een tweeledige manier worden samengevat:
De fiscale nettowaarde van de ingekochte aandelen wordt geacht nul te zijn zolang deze op de balans vertonen. Hun waarde op de balans betreft een uitgedrukte en niet-gerealiseerde meerwaarde op aandelen (artikel 44, §1, 1° en 190 W.I.B. 1992), hetgeen o.a. zijn impact heeft op eventuele reorganisaties (fusies, splitsingen, …).
Indien er alsnog een nieuwe vervreemding plaatsvindt van de eerder ingekochte aandelen, zal enkel de eventuele meerwaarde in aanmerking komen voor belastingheffing en zal het fiscaal gestort kapitaal worden hersteld naar zijn oorspronkelijke toestand.
Indien een verkrijging van eigen aandelen plaatsvindt, zijn de aandachtspunten als volgt:
Voor een correcte opvolging van de fiscale verplichtingen moet men dus goed deze situaties onderscheiden.
Daarbij is het vooral van belang een goed begrip te hebben van hoe deze situaties zich voordoen in de voorgenomen/voorhanden situatie van de belastingplichtige.
Door de complexe, maar tevens niet perfecte regeling omtrent de inkoopbonus, kan er een verschil van de inkoop eigen aandelen plaatsvinden naargelang wanneer welke verrichting plaatsvindt of welke entiteit de inkoopverrichting uitvoert.
Voor natuurlijke personen aandeelhouder zal de inkoopbonus doorgaans overeenstemmen met dat van een gewoon dividend, belastbaar aan 30% roerende voorheffing. Dit dividend zal bij inhouding roerende voorheffing aan de bron niet langer aangifteplichtig zijn ingevolge de bevrijdende roerende voorheffing (artikel 313 W.I.B. 1992).
Een uitzondering betreft wanneer de inkopende entiteit een beleggingsvennootschap betreft die in het land van haar fiscale woonplaats een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht (artikel 21, 2° W.I.B. 1992). Dit kan bv. gaan om een private privak of een (institutionele) bevek die het regime van artikel 185bis W.I.B. 1992 genieten.
Voor aandeelhouders vennootschappen kan er doorgaans beroep worden gedaan op de DBI-regeling die tot gevolg kan hebben dat de inkoopbonus wordt geneutraliseerd door de DBI-aftrek (10% deelneming of 2,5miljoen EUR aanschaffingswaarde, 1 jaar houdperiode en het voldoen aan de taxatievoorwaarde).
De eventuele roerende voorheffing ingehouden is verrekenbaar met de vennootschapsbelasting en desgevallend terugbetaalbaar.
Indien enerzijds de inkoop en anderzijds één van de fiscale situaties die aanleiding geven tot de inkoopbonus niet plaatsvinden in hetzelfde jaar, kan de uitkomst er geheel anders uitzien dan hierboven geschetst.
Op basis van de wettelijke regeling (de eigenlijke wettekst) kan er slechts sprake zijn van een dividenduitkering op hetzelfde ogenblik dat de vennootschap zich verarmt. Indien dit zich niet in hetzelfde jaar voordoet, doch de vernietiging plaatsvindt in een later jaar, zal de verkregen verkoopprijs van de aandelen louter deze kwalficatie dragen en niet fictief geherkwalificeerd worden.
Deze zienswijze werd bevestigd in een arrest van het hof van beroep te Luik (27 april 2016) en nadien overgenomen door de fiscale administratie in haar circulaire van 13 maart 2017 (circulaire nr. 2017/C/12).
De gevolgen zijn dan doorgaans interessanter voor de natuurlijke persoon aandeelhouder die een loutere meerwaarde op aandelen geniet die, meer dan waarschijnlijk, in aanmerking kan komen voor de meerwaardevrijstelling op aandelen (artikel 90 W.I.B. 1992).
Ook voor de aandeelhouder vennootschap zal er sprake zijn van een meerwaarde en niet van een ontvangen dividend, doch de DBI-regeling is op dit vlak (quasi) gelijk zodat dit in principe aanleiding zal geven tot dezelfde vrijgestelde uitkomst.
Uiteraard moet men zich ervan gewissen dat men op dezelfde interpretatie blijft van zowel feiten als wettekst en kan een ruling nuttig zijn om deze uitkomst te verzekeren en fiscale zekerheid te genieten.
Daarnaast zijn er ook positieve evoluties die vnl. van belang zijn voor investeringsvehikels doordat bv. de rulingdienst – op basis van haar eigen beleid – de wisselkoersresultaten mee beschouwt als onderdeel van de inkoopbonus of meerwaarde en bijgevolg ook mee in aanmerking kan komen voor de DBI-vrijstelling.
Voor de inkopende vennootschap moet ook de toepassing van de roerende voorheffing zorgvuldig worden gecontroleerd.
Indien de fictie van inkoopbonus doorgaat (symmetrie) zal er doorgaans sprake zijn van de toepassing van roerende voorheffing verschuldigd door de inkopende vennootschap als schuldenaar van het roerend inkomen.
De uitzondering betreft hier opnieuw indien het gaat om een beleggingsvennootschap die onderworpen is aan een fiscaal afwijkend regime (artikel 21, 2° W.I.B. 1992).
Ook hier speelt de al dan niet symmetrische behandeling van de verrichting. Indien de inkoop en fiscale situaties die aanleiding geven tot een inkoopbonus niet gelijktijdig plaatsvinden, d.w.z. niet in hetzelfde belastbare tijdperk, is er geen sprake van een roerend inkomen en is de conclusie – afgeleid uit de algemene bepalingen – dat er geen toepassing is van roerende voorheffing.
Ook hier is het nuttig – zeker als het gaat om grote bedragen – dit principe te bevestigen.
Indien de inkoop en fiscale invulling van de inkoopbonus alsnog binnen hetzelfde belastbaar tijdperk samenvallen, kan het nuttig zijn om vast te stellen of er geen vrijstelling of verzaking roerende voorheffing toegepast kan worden.
Zo kan in een ruling bevestigd worden dat de voorwaarden voor niet verschuldigdheid roerende voorheffing mogen worden gecontroleerd en toegepast worden op ogenblik van de inkoop en niet op ogenblik van de latere verrichting die aanleiding geeft tot de inkoopbonus. Immers kan het verloop van tijd tussen deze twee ogenblikken tot gevolg hebben dat er niet langer voldaan is aan de voorwaarden.
Dit kan bv. zeer nuttig zijn bij uitkeringen aan een moeder- of aandeelhoudervennootschap (artikelen 106, §5 en §6 KB/W.I.B. 1992).
Ook bij de aandeelhoudervennootschap kan desgevallend verduidelijkt worden hoe de eigenlijke verrekening van ingehouden roerende voorheffing moet plaatsvinden.
heeft geïntroduceerd die mogelijk vergelijkend kan inspireren (en mogelijk ook toepasbaar is in casu).
Bepaalde herstructureringen zullen ook ongetwijfeld in aanraking komen met de techniek van de inkoop eigen aandelen.
Zo zal er bv. in geval van een omgekeerde fusie (wanneer een dochtervennootschap haar moedervennootschap overneemt) op dat ogenblik eveneens een onbeschikbare reserve moeten worden aangelegd met gelijktijdige vernietiging van de eigen aandelen (in de mate van overschrijding).
De boekhoudkundige en fiscaaltechnische verwerking kan dan bijzonder complex worden, waardoor het nuttig kan zijn dit voor te bereiden en te laten bevestigen door de rulingdienst met oog op een rechtszekere en fiscaal neutrale herstructurering.
De techniek van de inkoop eigen aandelen heeft voordelen. Het is mogelijk de dividendkwalificatie onder bepaalde situaties uit te stellen dan wel definitief te vermijden, hetgeen bv. een loutere kwalificatie van (een vrijgestelde) meerwaarde op verkoop van aandelen tot gevolg kan hebben.
Een logische grens is die bijgevolg van het eventueel voorhanden zijn van fiscaal misbruik (artikel 344 W.I.B. 1992).
Zo hebben de controlediensten van de fiscale administratie in het verleden meermaals getracht in alle gevallen de inkoop van eigen aandelen gelijk te stellen met dat van een gewone dividenduitkering (de inkoopbonus).
Nochtans zijn er ook meer dan voldoende logische of zakelijke redenen die een dergelijke inkoop verklaren.
Zo is er bijvoorbeeld in de beleggingswereld veelal het gebruik om beleggers te laten uittreden ten aanzien van het fonds door middel van een inkoop van de effecten van het fonds. Dergelijke uitstap kan eveneens omwille van dwingende wetgeving noodzakelijk zijn.
Indien deze (A)ICB ((alternatieve) instelling voor collectieve belegging) evenwel overgaat tot een jaarlijkse inkoopverrichting in plaats van een gewone dividenduitkering, is het nuttig de beweegredenen goed te onderbouwen en te motiveren.
In dat laatste geval kan, mede omwille van de rechtszekerheid van het beleggingsproduct, overwogen worden een ruling aan te vragen voor het collectief van de beleggers die de opstart en looptijd van het product fiscale zekerheid verschaft (een zgn. productruling).
Taxruling.be helpt u graag verder door in eerste instantie gezamenlijk uw dossier te bespreken en tezamen deze complexe materie te verwerken.
Na een grondige analyse van de feiten en uw persoonlijke rechtspositie, geven we u een duidelijke conclusie mee van wat onze bevindingen zijn.
Indien de conclusie positief is, kunnen wij voor u een rulingaanvraag voorbereiden die specifiek van toepassing is op uw situatie.
We raden slechts aan een rulingaanvraag in te dienen als dit naar onze inschatting een goede kans op slagen heeft.
Na akkoord kan deze rulingaanvraag officieel worden ingediend en begeleiden wij u van A tot Z in het bekomen van een beslissing m.b.t. uw aanvraag.
Eens de rulingdienst een beslissing genomen heeft, informeren wij u op een volledige en praktische wijze hoe u deze bekomen ruling kan toepassen.
Wens u dit topic te bespreken en/of in welke mate Taxruling.be u kan verder helpen?
Contacteer ons vrijblijvend via de Contact pagina en wij bespreken uw dossier graag verder!
01
02
03